
Gisteren heb ik Yvettes recept om zelf kaas te maken uitgeprobeerd. Niet dat ik nu ineens een soort Annemarie uit ‘Boer zoekt vrouw’ ga worden (Zo, deze woordcombinatie trekt weer flink wat bezoekers naar mijn weblog…). Ik heb trouwens ook geen enkele behoefte aan een bezoek van natuurvernieler Bleker.
Maar terzake: het werd een vers koeienkaasje dat we met wat daslook uit de tuin, peper, nog wat extra zout en een paar druppels olijfolie op een toastje hebben gegeten. Lekker! Nog lekkerder om er wat kruiden tijdens het maken doorheen te doen, denk ik.
Yvette schrijft dat het kaasje voor je het gaat persen een soort ricotta is. Dat klopt niet. Ricotta wordt gemaakt van de wei die overblijft na het uitlekken van de wrongel waar je het kaasje van maakt. En dat was dus de volgende uitdaging: zelf ricotta maken. Na het uitlekken van de kaas had ik zo’n driekwart liter wittige vloeistof over. Daar was zo te zien echt niets stevigs meer van te maken. Het leek me ook niet logisch: als er nog iets kon klonteren, zou dat toch al allang gebeurd zijn? Daarom sloeg ik Harold Mc Gee erop na. Het zit zo: in melk zitten ook eiwitten die niets doen zolang er caseïne-eiwitten aanwezig zijn. Maar zonder die kaaseiwitten gaan ze wel met elkaar klonteren in een zuur milieu. Dus ik heb de wei met wat extra druppels citroensap opgekookt. (Ricotta betekent nog een keer gekookt) en er ontstonden inderdaad hele kleine witte bolletjes. Ik heb het laten uitlekken in een lapje, en waarachtig, ik had zomaar twee volle lepels ricotta! Die zijn in een heerlijk taartje met heel langzaam zachtgestoofde uien, blauwe geitenkaas van Bastiaansen en een eitje beland. Dat was lekker. Erbij Gigantes (grote witte bonen) uit blik met het een en ander. Want om de kaas te persen heb je een leeg blik nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten